FILOSOFISCHE BESCHOUWINGEN OVER VROUWENRECHTEN….MENSENRECHTEN: DEEL 1 GEVOLGEN VAN IMPLICIETE EN DUBBELZINNIGE BOODSCHAPPEN INZAKE DE LOONKLOOF

Menig woord werd reeds versleten aan de rechten van de vrouw, maar ondanks deze veelheid en de wetgeving inzake gelijkheid (überhaupt de allereerste die gelijkheid der seksen over de ganse lijn nastreeft) blijft ongelijkheid ‘ook’ op nationaal niveau bestaan. De duidelijkste uiting hiervan vinden we terug in de bestaande loonkloof tussen vrouwen en mannen.

In dit eerste deel zet ik de spot op dit feitelijke gegeven, hoe hierover gerapporteerd, geschreven en gedacht wordt met diens impliciete en dubbelzinnige boodschappen. Op latere tijdstippen tracht ik het thema ‘vrouwenrechten…mensenrechten…mens-zijn’ verder uit te diepen aan de hand van onze geschiedenis enerzijds en filosofische geschriften anderzijds.

Voor eerst de loonkloof[1], waarbij ik start met het overlopen van de belangrijkste resultaten en bevindingen gevolgd door een kritische lezing van de afzonderlijk gerapporteerde verklarende factoren.

Belangrijkste resultaten en bevindingen:

Door de band genomen wordt er een onderscheid gemaakt tussen gemiddeld bruto uur- en gemiddeld bruto jaarloon. Het verschil tussen de waarden wordt voornamelijk verklaard door het effect van parttime werk, een effect dat zich toont in het gemiddeld bruto jaarloon. Waar het 1ste, het uurloon, een gemiddelde kloof toont van 8%, toont het laatste, gemiddelde jaarloon, een kloof van 21%.

Deze gemiddelde waarden verhullen echter grote discrepanties afhankelijk van het statuut van de werknemer. De uur loonkloof tussen vrouwen en mannen bij bedienden bedraagt 22%, bij arbeiders 19%, bij contractuele ambtenaren 2% en bij statutaire ambtenaren -5%.
Als het gemiddelde bruto jaarloon uitgespit wordt naar statuut, vindt men dat vrouwelijke arbeiders 38%, vrouwelijke bedienden 32%, vrouwelijke contractuele ambtenaren 17% en vrouwelijk statutair personeel 8% minder verdienen dan hun mannelijke collega’s.

Extralegale voordelen werden niet opgenomen in de enquête, maar op basis van fiscale gegevens zijn een aantal zaken duidelijk. Zo is de loonkloof terugbetaling woon-werkverkeer 14%, de loonkloof bijdragen aanvullend pensioen 37%, en de loonkloof aandelenopties 40%. Of met andere woorden vrouwen krijgen 14% minder woon-werkverkeer terugbetaald, 37% minder bijdragen aanvullend pensioen en 40% minder in aandelenopties dan mannen.

Volgens de rapporten is de loonkloof niet enkel te verklaren door ‘pure’ discriminatie en zijn er andere verklarende factoren in het spel. Deze factoren zijn parttime werk, leeftijd, opleiding, burgerlijke staat en gezinssamenstelling, nationaliteit of herkomst en segregatie.

Al deze factoren samen verklaren 48.2% van de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Dit wil zeggen dat 51.8% onverklaard is en gaat over ‘zuivere’ loondiscriminatie of met andere woorden “zelfs met dezelfde anciënniteit, leeftijd, werkzaam in dezelfde sector, met hetzelfde beroep en opleidingsniveau als een man, verdienen vrouwen nog steeds minder.”

Met betrekking tot het verklaarde deel van de loonkloof wordt er in de rapporten terecht gesteld dat ‘verklaard’ niet gelijk is aan ‘aanvaard’. Een groot aantal opgesomde verklarende factoren geven eveneens blijk van discriminatie. Mijns inziens zelfs meer dan toegegeven wordt.

In dit verband is het belangrijk in acht te nemen dat de strijd naar gelijkheid gaat over een strijd naar a) keuzevrijheid en b) gelijkwaardigheid. Met graagte citeer ik Nina Van Eeckhaut (De Morgen 14/04/2018): “Gelijkheid is geen synoniem van uniformiteit.”

In onze maatschappij wordt er steeds uitgegaan van een ‘norm’, een ‘normaliteit’ of ‘hoe het idealiter hoort te zijn’ waarmee iedereen zichzelf of anderen vergelijkt. Mensen zijn meer of minder dan de vooropgestelde norm. Zoals zal blijken, is de norm in deze context voornamelijk van het mannelijke geslacht.

 Kritische lezing van de verklarende factoren

  1. Parttime werk

De belangrijkste aangehaalde verklarende factor voor de loonkloof is parttime werk. Zo blijkt dat 43.9% van de vrouwelijke en 9.6% van de mannelijke werknemers deeltijds werkt. Parttime werk is doorgaans slechter betaald dan fulltime werk. Indien er meer vrouwen zijn die parttime werken zal dit het gemiddelde van het vrouwelijke loon naar beneden halen en dus een verklaring vormen voor de discrepantie in de lonen. Op het eerste zicht heeft dit niets met discriminatie te maken. Toch vermelden de rapporten dat dit een uiting kan zijn van een stereotiep rollenpatroon, zijnde uitwerkende man en zorgende vrouw. De zorg voor derden wordt dan ook door meer dan 50% van de parttime werkende vrouwen als reden aangehaald.

Mijns inziens is de belangrijkste vraag in dit debat wat het aandeel van de ‘keuzevrijheid’ is. Als iemand volledig vrij kiest parttime te werken, moet er geen probleem van gemaakt worden. Echter, indien de keuze bezoedeld wordt door onvrijheid is het een ander paar mouwen. Kiest een vrouw voor de zorg omdat de (kinder)opvang te duur is, omdat er gekozen wordt voor het hoogste loon dat doorgaans het mannelijke loon is, omwille van stigma bij de zorgende man, omwille van repercussies op het werk van de man indien hij meer zorg zou opnemen, enz. dan spreken we over een onvrije keuze en wordt dit een vorm van discriminatie voor zowel de vrouw als de man. Het (her)vallen in een stereotiep rollenpatroon is niet alleen de oorzaak van de loonkloof, het is er ook het gevolg van.

De regering zou hierin haar steentje kunnen bijdragen op oa het gebied van het vaderschapsverlof. De huidige regeling van het vaderschapsverlof lijkt 1 grote grap. Hoe wilt u het stereotiep rollenpatroon doorbreken met zulk een regelgeving? U geeft immers impliciet de boodschap dat de zorg van een kind een vrouwelijke aangelegenheid is en dat de rol van de man hierin slechts minimaal is.

  1. Opleiding

Een tweede verklarende factor in de loonkloof is opleidingsniveau, hoe hoger de opleiding hoe hoger het loon. Dat er verschillen in loon qua opleidingsniveau bestaan is 1 ding, dat er een immens gapend gat bestaat, is een totaal ander gegeven en geeft blijk van impliciete boodschappen van discriminatie en van onze huidige maatschappelijke normen, waarden en prioriteiten.

Ik stel mij de vraag waarom eerder ‘vrouwelijk’ opleidingen en beroepen (financieel) ondergewaardeerd worden in vergelijking met eerder ‘mannelijk’ opleidingen en beroepen? Zo blijkt dat eerder ‘mannelijke’ beroepen meer verdienen dan ‘vrouwelijke’ beroepen ondanks eenzelfde opleidingsniveau. Gezien zulk een waardebepaling een louter subjectief gegeven is, kan de vraag gesteld worden welke boodschap anders gelezen kan worden dan dat onze maatschappij meer waarde hecht aan bv materiële, technische en financiële zaken en minder aan bv het menselijke aspect?

Als aanbeveling naar de toekomst toe wordt er een oproep gedaan dat meisjes in het onderwijs gestimuleerd moeten worden om meer mannelijke richtingen te kiezen en vice versa. Dit mag waar zijn, maar willen we de keuzevrijheid en dus de gelijkheid nastreven, dan begint het bij de wortel en deze is loutere discriminatie. De man, het mannelijke is de norm en heeft meer waarde dan het vrouwelijke, de vrouw. Ik herhaal Van Eeckhaut’s woorden…gelijkheid is geen synoniem voor uniformiteit.

Toch geven ook de statistieken onverbloemd blijk van deze waardebepaling. Indien het opleidingsniveau van de vrouw stijgt, stijgt de loonkloof. Letterlijk: “Zowel de lonen, als de loonkloof nemen toe bij een hoger opleidingsniveau. De loonkloof is het grootst bij hoger opgeleiden, namelijk 18% in de industrie en marktdiensten, het onderwijs, de gezondheidssector en de socio-culturele sector” op basis van gemiddeld bruto uurloon en ondanks dat het verschil in werkzaamheidsgraad tussen vrouwen en mannen kleiner wordt naarmate het opleidingsniveau stijgt.

In deze context is er ook een algemenere groeiende trend, namelijk de immense discrepantie tussen laag- en hoogopgeleiden. Om onze maatschappij draaiende te houden is iedere functie onontbeerlijk. In die zin stel ik dan ook de vraag of laagopgeleiden niet te zeer ondergewaardeerd worden en dat sommige hoogopgeleiden niet zwaar overgewaardeerd worden? Ik verklaar mij nader en verwijs naar een interessant onderzoek van Philip Tetlock, hoogleraar psychologie uit de VS, die zijn hele carrière wijdde aan het onderzoek van prognoses van erkende ‘experts’. Midden de jaren 80 selecteerde Tetlock 284 erkende experts op het gebied van politiek en economie, van journalisten tot hoogleraren. Belangrijk was daarbij dat ze als commentatoren in de openbaarheid getreden waren en op één of andere manier als adviseur prognoses over politiek – economische trends hadden opgesteld. Hij stuurde deze groep vragenlijsten over toekomstige ontwikkelingen toe en vergeleek gedurende 20 jaar deze antwoorden met feitelijke ontwikkelingen. In 2005 werden de resultaten gepubliceerd in het boek ‘Expert Political Judgment’, waarin hij concludeerde dat over het geheel genomen de kwaliteit van de deskundige prognoses niet beter waren dan louter toeval. Tetlock omschreef het als volgt: De experts zouden “door een dartpijltjes werpende chimpansee verslagen” zijn.

Gezien sommige experts 1000 €/dag (en meer) verdienen, kan misschien de vraag gesteld worden of zulke hoogopgeleide waarzeggers niet zwaar overgewaardeerd worden…te weten dat diegene die uw kind opvangt en verzorgt zo’n 85% minder verdient…?

Is de kloof niet al te gort geworden? Zijn onze maatschappelijke waarden, normen en prioriteiten niet al te economisch getint?

  1. Leeftijd

Een derde verklarende factor van de bestaande loonkloof is leeftijd, wat met ervaring en anciënniteit te maken heeft…echter naarmate de leeftijd stijgt, stijgt het loon…en de loonkloof. De loonkloof op basis van de gemiddelde bruto uurlonen bij 25-34 jaar is 2%, bij 35-44 jaar 7%, bij 45-54 jaar 10% en bij 55-64 jaar 16%.

De uitleg is dat vrouwen gemakkelijker hun loopbaan onderbreken, stereotiep rollenpatroon? Maar ook dat ze minder gemakkelijk promotie maken en de mogelijkheid om opleidingen te volgen beperkter zijn dan voor mannen. Impliciet: een man wordt meer waard naar mate hij ouder wordt, een vrouw minder?

  1. Burgerlijke staat en gezinssamenstelling; nationaliteit en herkomst

Beide verklarende factoren zijn ondubbelzinnige boodschappen van ongelijkheid.

Vrouw, uw marktwaarde daalt van zodra u een partner hebt en daalt nog eens indien u kinderen hebt (met of zonder partner). U bent het meeste waard als alleenstaande en het minste als u alleenstaande bent en kinderen hebt.

Man, uw marktwaarde stijgt indien u kinderen hebt. U bent het meeste waard indien u wel een partner hebt, maar geen kinderen. Uw waarde is op zijn laagst als u alleenstaande bent.

Of met andere woorden: Man u bent kostwinner van (om het even welk) gezin. Vrouw u staat in voor de zorg van het gezin, gij zult daardoor uw taken niet naar behoren kunnen uitvoeren…en zeker niet als u er  alleen voorstaat. Met je zorg…wordt je werk minder waard!

Over de factor nationaliteit en herkomst kan ik kort en bondig zijn…indien u geen Belg bent en vrouw bent…bent u de sigaar!…tenzij u van de VS zou komen. Kan iemand mij uitleggen wat het uitvoeren van een functie waarvoor iemand in dienst werd genomen en dus capabel geacht kan worden, te maken heeft met nationaliteit, herkomst, geslacht, genderidentiteit, leeftijd, etc.??? Maar ook…wat heeft geslacht, nationaliteit, herkomst, genderidentiteit, leeftijd, etc. te maken met kwaliteiten voor het uitoefenen van een bepaalde functie?

  1. Segregatie

Over horizontale segregatie had ik het reeds onder de noemer opleiding, over verticale segregatie of het glazen plafond valt er nog het één en ander te zeggen.

De quotawet van 28 juli 2011 die zegt dat minstens 1/3 van de vertegenwoordiging in de raden van bestuur van publieke instellingen en beursgenoteerde bedrijven vrouwen moet zijn, streeft mijn inziens geen gelijkheid na. Wiskunde heeft mij namelijk geleerd dat 1/3 ≠ 50%. De kans dat men zich er vanaf maakt wanneer de 1/3 ratio bereikt werd, is niet alleen vrij groot…het vertaalt zich in de statistieken, waar men in 2016 strandde op 28%.

Het geformuleerde advies ter wegwerking van de verticale segregatie met diens constatering van het nut van “coaching en mentoring systemen voor vrouwen in leidinggevende functies” geven mij de kriebels. Alsof een vrouw opgeleid dient te worden om een leidende positie te kunnen innemen?! Zulke systemen zijn er voor iedere leider in spé, niet alleen voor vrouwen. Impliciet wordt er gezegd dat leidende functies, mannelijke functies zijn, de vrouw dient zich te vermannen. Wat meteen de gangbare ‘norm’ duidelijk mag maken.

Mijn inziens heeft leiding geven niets te maken met geslacht, genderidentiteit, ras, religie, nationaliteit noch met afkomst. Er zijn zoveel soorten leiders dan er mensen zijn.

 Conclusie

De bestaande loonkloof die men opdeelt in een verklaard en onverklaard deel, is interessant…maar zelfs het verklaarde deel geeft duidelijk blijk van ongelijkheid, stereotiepe waardebepalingen, een gebrek aan keuzevrijheid…en dus discriminatie.

Aangehaalde verklarende factoren geven overduidelijk blijk van de heersende maatschappelijke ‘norm’. U bent meer waard als blanke man met eender welke vorm van gezin. Uw waarde stijgt naarmate uw leeftijd stijgt en u bezit inherent leiderschapskwaliteiten. Het opnemen van zorgende taken zal u zuur opbreken als kostwinner.

De vrouw wordt vaak geadviseerd haar rechten te kennen, te onderhandelen en te vergelijken. Indien discriminatie na vergelijking met mannelijke collega’s bespeurd wordt, dient ze dit te bespreken met haar werkgever of te melden bij het meldpunt voor discriminatie.

Op deze manier maakt onze overheid er zich wel erg makkelijk vanaf. De verantwoordelijkheid ligt bij u vrouw! Alle gekheid op een stokje, als er een volk is dat niet openlijk en eerlijk over het loon praat, dan zijn wij het Belgen. Naast deze schroom, is er ook nog de angst voor repercussies, zoals spot, stigmatisering en ontslag. Het hebben van een meldpunt binnen en / of buiten bedrijven is noodzakelijk, maar absoluut niet voldoende. Men gaat voorbij aan de logica en die is dat werkgevers niet discriminerend zouden mogen zijn. De regering zou haar verantwoordelijkheid niet mogen afschuiven op haar burgers, ze wordt er ten slotte ook door haar burgers voor betaald.

Graag wijs ik u op de expliciete opname in het regeerakkoord van de strijd tegen elke vorm van discriminatie en de strijd tegen straffeloosheid. Misschien wordt het tijd de daad bij het woord te voegen?…maar misschien moet daarvoor eerste elke vorm van economische belangenvermenging binnen de politiek stopgezet worden?

In 1979 werd in de VN het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen goedgekeurd. In 1985 bekrachtigde België dit Verdrag met de klemtoon op de non-discriminatie inzake onderwijs, tewerkstelling, economische en sociale activiteiten, en gelijke rechten en plichten van de vrouw en de man van het ouderlijke gezag. Met een zekere vorm van trots wordt er gezegd dat de loonkloof in 40 jaar gehalveerd is, terwijl schaamte meer op zijn plaats zou zijn.

België geeft zichzelf bovendien een schouderklopje want in vergelijking met andere landen doen we het niet slecht. Toch zou ik willen aanmanen tot voorzichtigheid. Ten eerste omdat een vergelijking in sé overbodig is. Wat andere landen doen of niet doen, mag geen excuus worden noch een lofzang.

Ten tweede kunnen studies niet zomaar vergeleken worden. Werden dezelfde onderzoeksmaterialen en methoden gehanteerd? Werden dezelfde sectoren bevraagd en geschat? Werd de schatting van ontbrekende gegevens op dezelfde manier gedaan? Werden dezelfde variabelen onderzocht? Werden de 2 niet opgenomen sectoren ook niet opgenomen in de studies van andere landen? Etc. Indien het antwoord op 1 of meerdere van deze vragen ‘neen’ is, is vergelijken van de bekomen resultaten niet alleen onmogelijk, het is zelfs klinkklare onzin.

Ik besluit met een opmerkelijk punt aangaande de uitgevoerde studie. Er wordt gesteld dat vrouwen die doorgaans minder verdienen slechter hun weg vinden tot de arbeidsmarkt. Ze zouden idealiter meer gestimuleerd moeten worden. Echter, zegt het rapport, als deze vrouwen dit zouden doen, zal het een nefast effect hebben op de berekening van de loonkloof…deze zou immers stijgen. Een terechte kanttekening, maar dan stel ik mij de vraag waarom de sector huishoudhulp niet in de studie opgenomen werd? Deze sector grotendeels door vrouwen uitgevoerd, is 1 van de slechtst betaalde sectoren…wat wil zeggen dat de voorgestelde cijfers van 8% op basis van gemiddeld bruto uurloon en 21% op basis van gemiddeld bruto jaarloon – waarvoor België zichzelf een schouderklopje geeft – ongetwijfeld zouden stijgen….nog maar te zwijgen over het effect van inclusie van andere grootverdieners en daadwerkelijke inclusie van extralegale voordelen….of zoals het rapport zelf zegt, ‘hoe extremer de lonen hoe groter de loonkloof tussen seksen’…het zou er alleen één zijn die meer waarheidsgetrouw is.

Wordt vervolgt…

[1] Dit stuk is gebaseerd op een aantal publicaties van het ‘instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen’, een federale onafhankelijke overheidsinstelling die instaat voor het waarborgen en bevorderen van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. De belangrijkste publicaties zijn ‘De loonkloof tussen vrouwen en mannen – rapport 2016 en rapport 2017.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s