FILOSOFISCHE BESCHOUWINGEN DEEL II: GESCHIEDENIS VAN DE RECHTEN VAN DE VROUW EN DE ONDERLIGGENDE DYNAMIEK

Paula Sémer zei in De Morgen: “Vrouw ken uw geschiedenis” en gelijk heeft ze. Ik zou het willen uitbreiden en zeggen: “Mens ken uw geschiedenis”, waarbij (historische) feiten rond vrouwenrechten een uitgangspunt kunnen vormen. Mijns inziens toont deze geschiedenis een fundamentelere menselijke dynamiek enerzijds en een systeem dat waarheid, mens en maatschappij construeert anderzijds.

Het is niet de bedoeling om een exhaustief verslag te geven over de geschiedenis van de vrouw. Daarvoor verwijs ik met graagte naar Simone De Beauvoir, de tweede sekse; en Karin Johannisson, Het Duistere Continent, twee werken die mede vormgeven aan deze beschouwing.

Gelijkheid mag in deze kwestie niet gelijkgesteld worden aan ‘hetzelfde’ wel aan ‘gelijkwaardigheid’, twee betekenissen die vaak door elkaar gehaspeld worden. In dit schrijven doel ik met gelijkheid dan ook op de tweede betekenis.

Algemeen valt niet te ontkennen dat van gelijkheid der seksen nog steeds geen sprake is. Het gegeven dat de rechten van de vrouw expliciet vermeld worden onder ‘mensenrechten’, mag dit eveneens duidelijk maken. Ze moeten nog steeds apart verdedigd en bewaakt worden. Vraag is waarom? Hoe komt het dat de vrouw nog steeds als minderwaardig aanzien wordt? En waar komt dit denken vandaan?

De Beauvoir is op dit punt recht voor de raap. Ze stelt: “Het heden heeft zich ontwikkeld uit het verleden en in het verleden is de hele geschiedenis gemaakt en bepaald door mannen.” Dit is geen onbelangrijk gegeven en als we dit historische feit in een wetenschappelijk model gieten dan zou de optekening van onze geschiedenis en van ons gedachtegoed de wetenschappelijke toets niet doorstaan.

Ik verklaar mij nader: één van de belangrijkste punten bij wetenschap en objectiviteit is dat de steekproef de realiteit dient te representeren. Realiteit is dat ongeveer 50% van de bevolking van het vrouwelijke geslacht is, maar realiteit is ook dat meer dan 95% van de optekening van onze geschiedenis en van ons gedachtegoed door (blanke) mannen gebeurde. Wetenschap stelt dat indien een bepaalde groep individuen meer kans heeft om opgenomen te worden in een studie, resultaten verstoord zullen zijn, geen weerspiegeling zijn van de realiteit. Dit fenomeen bekend als selectiebias toont dat onze opgetekende geschiedenis en ons gedachtegoed niet alleen onwetenschappelijk is, maar ook erg subjectief. Op basis van deze subjectieve blik, blijven vrouwen over de hele wereld tot de dag van vandaag in de ondergeschikte positie staan.

Volgens De Beauvoir is de invoering van het privébezit een belangrijke factor in het ontstaan van ongelijkheid, een punt waar macht en dominantie zich tonen. Misschien is het niet toevallig dat ongelijkheid zich bij ons daar het duidelijkst toont?

Doorheen de hele geschiedenis waren vrouwen slecht, duivels en incapabel om privébezit te hebben. Laat ons niet vergeten dat zelfs in de jaren ’70 de vrouw nog toestemming van haar man nodig had om een eigen rekening te openen en dit ondanks de Grondwet daterend van 7 februari 1831 duidelijk stelt dat “Iedere Belg gelijk is voor de wet”. De discrepantie tussen wat er op papier staat en hoe realiteit is, toont zich als een gapende wonde. Werkgevers, inclusief de Belgische Staat, schaden de Grondwet in realiteit bijna 200 jaar straffeloos.

Sinds mensenheugenis hebben wetgevers, priesters, filosofen en geleerden er zich op toegelegd te bewijzen dat de ondergeschikte positie van de vrouw “de wil des hemels” was. Zo staat in elke historische wetgeving op één of andere manier te lezen dat de vrouw waardeloos is en bezit is van de man. Paulus schrijft: “Zoals de kerk onderworpen is aan Christus, zo is ook de vrouw in alle dingen onderworpen aan de man”. Chrysostomus: “Onder de wilde dieren is er niet één dat schadelijker is dan de vrouw.” Thomas van Aquino schrijft dan weer: “De man is het hoofd van de vrouw, zoals Christus het hoofd van de man is. Onveranderlijk staat vast dat de vrouw bestemd is om onder de heerschappij van de man te leven, en evenzeer staat vast dat zij zelf geen enkele macht bezit.”

Tegen het einde van de 19de eeuw, niet toevallig op het moment dat sommige vrouwen zich groepeerden om voor hun rechten te ijveren, krijgt de vrouw een nieuwe tegenstander…de wetenschap. Volgens de antifeministen konden vrouwen dezelfde rechten krijgen indien zij wetenschappelijk biologische bewijzen konden aanleveren over de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Een overvloed aan biologisch wetenschappelijke bewijsvoering afkomstig van de man over de onder- en ongeschiktheid van de vrouw was het resultaat. Vrouwen werden verkracht, tentoongesteld en opengesneden in naam van de wetenschap met als conclusie dat ze gestuurd werd door haar onderbuik, seksespecifieke en fragiele zenuw- en geestesstelsels en dus ongeschikt was voor het openbare leven.

Men kan niet ontkennen dat dit soort subjectieve constructies ‘bij ons’ grotendeels verleden tijd is, net zoals men niet kan ontkennen dat vrouwen over heel de wereld nog steeds de gevolgen dragen van dit soort constructies.

Deze (historische) feiten tonen enerzijds aan hoe een subjectief geconstrueerd (voor)oordeel de realiteit creëert, bepaalt en vormgeeft en hoe hardnekkig zulke ongefundeerde hersenspinsels zijn. Anderzijds lijkt deze geschiedenis een fundamentelere dynamiek bloot te leggen. Dit soort patroon kan als een sjabloon gelegd worden op andere menselijke kenmerken, gaande van ras, religie, huidskleur…tot seksuele en genderidentiteit. De mens lijkt “een ander”, een onder- of ongeschikte, een slechte of duivelse persoon of groep nodig te hebben om bestaansrecht op te eisen.

Mijns inziens hebben deze 2 zaken belangrijke implicaties voor de praktijk.

  1. Gezien de mens sinds mensenheugenis nood heeft aan “een ander” waartegen men zich kan verzetten, wordt de vraag wat er nodig zal zijn om gelijkheid te kunnen bewerkstelligen erg prominent. Hebben we werkelijk een vijand van het menselijk ras nodig opdat we zulke irrelevante verschillen kunnen opzijzetten?
  2. Gezien absurde creaties eeuwen meegaan en onze maatschappij tot de dag van vandaag vormgeven, kan de vraag gesteld worden wat de waarde is van “korte termijn” visies, een fenomeen waar onze maatschappij op allerlei gebied (gaande van wetgeving tot psychotherapie) prat opgaat?
  3. Ook al zijn de wetten rond mensenrechten absoluut noodzakelijk, toch kunnen we de vraag stellen wat de daadwerkelijke waarde ervan is als ze straffeloos genegeerd mogen worden? Wordt op deze manier de poort voor allerlei vormen van discriminatie niet wagenwijd opengehouden? Leidt zulke dubbele boodschap net niet tot het in stand houden van discriminatie?

Willen we werkelijk evolueren naar een maatschappij waar ‘de mens’ centraal staat, dan zullen we niet alleen beter zicht moeten krijgen op onszelf en onze eigen valkuilen, maar dan zullen onze beleidsmakers eveneens ondubbelzinnig kleur dienen te bekennen en ‘daad’ bij het woord moeten voegen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s