EEN CRISIS ONTSTAAT ALS HET OUDE REEDS GESTORVEN IS EN HET NIEUWE NOG NIET GEBOREN WERD

Waar moet ik beginnen als de chaos overheerst? Chaos, onrust, angst, kwaadheid met een vleugje woede, verdriet, massief, massaal, unheimlich en onbestemd. Wat zeg je als je dit ervaart, wat schrijf je en hoe schrijf je het?

Het klopt niet, meneer, het klopt helemaal niet, het bonkt, het pruttelt en sputtert. We grijpen naar alles wat nog enige houvast kan bieden, maar eens beet, glipt het weg, verdwijnt het in het niets. Structuur meneer, structuur is wat ik ontbreek en logica en oprechtheid en integriteit en echtheid en ondubbelzinnigheid en ethiek meneer, ethiek en verantwoordelijkheidszin en kwaliteit en menselijkheid en zelfreflectie en empathie. Maar ik snap het niet meneer, ik snap het niet, want iedereen wil dat, maar niemand doet meneer, niemand doet. Neen, ja een enkeling, een enkeling doet, maar niet de meesten meneer, niet de meesten. Wat is nog echt meneer en wat is vals, wie is nog echt meneer en wie is vals? We zitten gevangen meneer, we hebben ons gevangen gezet, wij mensen. We leven in een illusie, een illusie die we eigenhandig gemaakt hebben over al die eeuwen heen. De ene illusie wordt ingeruild voor de andere, maar het blijft een illusie meneer. Ja, we hebben ze nodig die illusie, ze dekt de chaos af. Ze creëert een vals beeld van houvast en ook al duurt het jaren, decennia of eeuwen, we ruilen haar in voor een andere illusie, eentje waarvan we denken dat die beter past. Voor sommigen verbrokkelt ze meneer die houvast, die illusie en we hebben een nieuwe nodig, een nieuwe illusie, een nieuwe houvast, maar we vinden ze niet en dus keren we maar terug meneer, we keren terug tegen beter weten in.

Harari weet, Freud en vele anderen voor en na hem wisten ook, de mens onderscheidt zich van het andere leven op deze planeet dankzij de illusie, dankzij de verhalen, dankzij het feit dat wij onszelf blaaskes kunnen wijs maken. En wat voor blaaskes hebben wij onszelf al niet wijsgemaakt?! De mens heeft zichzelf uitgeroepen als superieur ras heersend over deze planeet. Superieur in het verkloten ervan zijn we zeker wel, maar superieur als ras??? Wie heeft dat gezegd of waar is het objectieve bewijs te vinden om het met een hedendaags overheersend denkkader te bevragen??? De mens meneer, de mens heeft dat gezegd, de mens heeft zichzelf uitgeroepen als superieur, als heerser over deze aardkloot met als doorslaggevende bewijs dat wij de andere dieren- en plantensoorten hebben weten temmen en uitroeien, dat wij in staat zijn tot (zelf)reflectie en beschikken over een bepaalde vorm van keuzevrijheid. In hedendaagse wetenschappelijke termen zou men dit ‘conflict of interest’ of belangenvermenging noemen, waardoor de resultaten van het onderzoek onherroepelijk in de vuilbak terecht komen. Maar het gaat nog verder meneer, want ondanks het feit dat wij in staat zijn tot (zelf)reflectie en keuzevrijheid, verkloten we de boel niet alleen voor andere dieren- en plantensoorten, maar ook voor onszelf. Wij zijn al jaar en dag bezig onze eigen ramen in te gooien, hoe superieur mogen we ons dan wanen? Inderdaad wanen meneer, (grootheids)waanzin, maar ook achterlijkheid meneer, complete achterlijkheid. Hoe dan? Door mensen qua waardeoordeel onder te verdelen op basis van uiterlijke kenmerken, zoals huidskleur bijvoorbeeld. Blanken zouden superieur zijn aan alle andere huidskleuren. Vanwaar dat idee komt? Van de blanken zelf meneer, conflict of interest, (grootheids)waanzin en pure achterlijkheid meneer. Stel je voor, wij bleekscheten schelden ze uit, verstoten ze, geven ze minimale kansen, buiten ze uit, vermoorden ze, pikken hun land en hun goederen, verwijten ze, dumpen ons afval bij hen… reeds eeuwenlang en op basis van wat meneer??? Hebben ze de moed te reageren, dan hebben wij het ‘lef’ te zeggen dat zij criminelen zijn, het lef te zeggen ‘zie je wel dat ze niet deugden’. Wij westerlingen hebben landen onderdrukt, geplunderd, uitgebuit, verkracht en uitgemoord. Het is mede door deze wansmakelijke praktijken dat wij onze maatschappij zoals we ze kennen hebben kunnen opbouwen en nu ‘zij’ pogingen ondernemen een beter bestaan op te bouwen, omdat wij daarginds de boel decennia verziekt hebben, gunnen ‘wij’ hen veelal de kans niet. Oh wat hebben we toch 2 maten en gewichten, als ‘zij’ beroep doen op steunmaatregelen eigen aan onze maatschappij dan zijn het profiteurs, doen ‘wij’ beroep op dezelfde maatregelen dan is het ons recht of lachen we in ons vuistje omdat we de boel bedonderd hebben. Zijn er mensen met mindere nobele intenties? Natuurlijk meneer, maar deze zijn er ook in eigen land, onder eigen volk en in elke laag van ‘onze’ bevolking en veel meer dan mij lief is. ‘Wij’ versus ‘zij’ meneer en onze – door de mens gecreëerde – landsgrenzen. Ze zijn niet echt meneer, ook zij zijn een illusie, een verhaal over geld en macht. Geld en macht die op hun beurt een uitvinding zijn van de mens. Geld is slechts een stukje papier met een cijfertje op, de waarde ervan werd bepaald door ons mensen meneer. En voor dat geld meneer, voor dat stukje papier – ooit ingevoerd om makkelijker en eerlijker handel te voeren, om het leven aangenamer te maken – leggen wij ons elke dag krom en wordt er zelfs oorlog gevoerd…voor niets meneer, voor lucht meneer, voor een illusie meneer.

Het zijn niet alleen uiterlijke kenmerken of tastbare zaken meneer, het gaat ook over ideeën, waar wij de pretentie hebben betere ‘ideeën’ te hebben dan zij. Eén van de afgelopen verkiezingscampagne ideeën ging over dierenrechten of toch over het verschil van rechten voor dieren tussen wij en zij, waar wij vinden het beter te doen dan zij. Misselijk makend en kwaad meneer. Neen, ik ben niet pro onverdoofd slachten om er maar 1 van te geven, maar dat wil ook niet zeggen dat onze manier beter is. We kweken ze in te grote aantallen, proppen ze in te kleine hokjes, ontnemen elke vrijheid, duwen ze vol met vuile antibiotica die niet alleen hen maar ook ons vergiftigen, we mishandelen ze…maar die verdoving op dat laatste moment maakt al het voorgaande leed goed? Het is niet omdat ze een spuitje op het allerlaatste moment krijgen dat we het recht hebben ons geweten te sussen en de vinger te wijzen naar die anderen voor hun gruwelijke daden, terwijl we blind zijn voor onze eigen misselijk makende praktijken… . En laat ons dan vooral zwijgen over van de minimaliserende reacties op schild en vrienden…Twee maten en gewichten meneer. Wij zijn geen haar beter dan zij, het is slechts een illusie, een verhaaltje dat we ons oh zo graag wijsmaken.

Maar niet alleen dieren- en mensenrechten meneer, ook ons kapitalistisch gedachtegoed willen we in ieders strot duwen, want het is het beste wat we hebben. Ruil je ‘religie’ in voor het ‘geloof’ in geld. Neen meneer ik ben niet religieus, maar het wordt tijd dat we inzien dat het kapitalisme ook een geloofsbelijdenis is, ééntje die eveneens dogmatisch is, die onderdrukt, ondermijnt en geen keuzevrijheid laat. Er is niemand in onze westerse maatschappij die de vrijheid heeft om niet te kiezen voor geld, althans niet als men wil (over)leven meneer. Jaar na jaar blijft de hoeveelheid pillen die we slikken voor mentale en medische ‘aandoeningen’ stijgen, jaar na jaar plegen er meer mensen zelfmoord in onze westerse kapitalistische maatschappij… komaan wereld… kies voor het kapitalisme, want het is het beste wat we hebben… illusie en realiteit meneer.

Neen meneer, we zijn niet in staat, we zijn niet in staat om eerst in eigen boezem te kijken alvorens een vinger te wijzen. Martin Luther King had een droom meneer en ik heb hem ook, ik droom dat alle ethici op deze planeet rechtstaan meneer, dat ze rechtstaan en zeggen ja, we kunnen in de basisbehoeften van alle mensen voorzien en neen, niet elke scheet hoeft geld te kosten, maar we kunnen en we willen omdat we mensen zijn, omdat de oplossingen er al lang zijn maar tegengehouden worden uit angst voor verlies van geld en macht. Ja, we kunnen, maar enkel over de fictieve grenzen heen, ja, we kunnen… enkel samen. Ik droom meneer, ik droom van logica en oprechtheid en integriteit en echtheid en ondubbelzinnigheid en ethiek meneer, ethiek en verantwoordelijkheidszin en kwaliteit en menselijkheid en zelfreflectie en empathie… .

ALS DE WAARDE VAN EEN MENSENLEVEN VLUGGER DEVALUEERT ALS DAT VAN GELD. Mijmeringen ter voorbereiding van 14 oktober 2018

Normaliter is geschiedenis de beste leerschool voor mens en maatschappij. Het zijn bouwstenen die ons op weg kunnen helpen, om de dingen anders en (idealiter) beter te doen. Dit is wat dan ‘vooruitgang’ wordt genoemd. Toch zien we vaak een slingerbeweging ontstaan, waarmee we niet vooruit gaan, maar eerder achteruit. Zo zijn er verschillende economen die al geruime tijd aan de alarmbel trekken, omdat zij van mening zijn dat de middenklasse dreigt te verdwijnen, wat zorgt voor een meer gespleten maatschappij, grote ongelijkheid en meer onzekerheid. Als geschiedenis ons iets kan leren, dan is het dat deze sociale ongelijkheid en financiële onzekerheid hand in hand gaan met meer onethische en inhumane gedachten en praktijken. De autobiografie van Stefan Zweig, De wereld van gisteren, is hiervan een prachtige getuigenis.

Zweig, auteur van Joodse afkomst, tekende zijn levensverhaal op van zijn wereld voor WO I en tussen WO I en WO II. In 1942 pleegde hij samen met zijn vrouw in Brazilië zelfmoord, omdat hij zijn geloof in Europa opgegeven had. Volgens hem was het ontstaan van het wantrouwen in de autoriteiten en de inflatie ten gevolge van WO I de voedingsbodem voor WO II.  Waar het begin van WO I gepaard ging met een complete euforie van het volk, de strijd voor vrijheid, kende het einde het doorprikken van de illusie van juistheid en goedheid van de overheden. Gevolg: het compleet afzetten tegen de bestaande autoriteiten, bij ons bekend als de “roaring 20’s”. Na Oostenrijk volgde de desastreuze inflatie in Duitsland, waar de prijs van een ei steeg naar de prijs van een huis van voor de oorlog en een huis voor een symbolische Mark kon gekocht worden. Rijken werden arm, oplichters werden rijk…elke structuur en houvast onbestaande. Het was door deze chaotische broeihaard dat een door economie ondersteunde Hitler een plaats kon verwerven. Hij bracht structuur en meer financiële armkracht voor het creperende Duitse volk. Geld, stabiliteit en de angst voor het verlies ervan bracht Duitsland in de wereld van het-niet-willen-weten.

De vraag die Zweig zich stelde was waar de reactie van Europa en de rest van de wereld bleef op Hitler’s  gradueel verergerende inhumane daden? Een deel was zeker te wijten aan het gebrek aan waarde van Hitler’s woord. A betekende geen A voor hem, hij paaide en loog tegen iedereen die hem kon dienen, afspraken en verdragen kenden geen waarde. Het andere deel kan hier niet door verklaard worden. Misschien is de grootste erfenis van deze oorlogen nog steeds het geïnstalleerde wantrouwen, een wantrouwen dat zich besmettelijk uitgebreid heeft over de grenzen van autoriteiten heen. Daar waar de overheden al hun pijlen hadden moeten inzetten op het herstel van dit vertrouwen, zien we in realiteit het tegenovergestelde. Onze kranten berichten over leugens, huichelarij en eigen gewin van (onze) overheden met als gevolg dat dit een breder maatschappelijk draagkracht heeft gekregen. Kan men verwachten dat burgers een ‘correcte’ houding aannemen, terwijl de top de boel beliegt en bedriegt? U vraagt ons de regels te volgen, onze belastingen tijdig en correct te betalen, onze maatschappelijke plichten te vervullen, maar ook op u komt het aan. Elke keer weer hebt u geld (en tegenwoordig ook energie) te kort, geld (en/of energie) waarnaar u dient ‘te zoeken’? Door het steeds meer (financiële) eisen te stellen van uw burgers, creëert u onrust en angst en zet u de poorten voor onethisch en inhumaan denken en handelen wagenwijd open. U lijkt niet te beseffen dat u zelf de sleutel in handen hebt, maar dan is ‘verantwoordelijkheid’ een vies concept geworden, l’enfer c’est les autres, een vleesgeworden waarheid.

Een maatschappij waar wantrouwen, het zichzelf indekken, het ontlopen van verantwoordelijkheden en het (persoonlijke) op hol geslagen financieel gewin op de voorgrond staan – in de eerste plaats uitgevoerd door onze eigen overheden – vormen niet alleen een broeihaard voor het rechtse gedachtegoed, voor het aanwakkeren van (irrationele) angsten, voor dehumanisering en de teloorgang van ethiek, maar is tevens het beste recept voor oorlog.

Ik geef het woord aan Stefan Zweig, woorden die zo’n 80 jaar geleden geschreven maar griezelig genoeg up-to-date zijn…in de hoop dat wij het lef zouden hebben de spiegel voor te houden, ons letterlijk te verplaatsen in de schoenen van die anderen en andere keuzes durven maken………in de hoop dat er ‘wijs’ gestemd mag worden op 14 oktober.

“…De val van Oostenrijk bracht een verandering in mijn privéleven die ik eerst voor totaal onbelangrijk en louter formeel aanzag; ik raakte er mijn Oostenrijkse pas mee kwijt en moest aan de Engelse autoriteiten een wit surrogaatformulier, een statenlozenpas vragen. Vaak had ik mij in mijn kosmopolitische dromerij heimelijk voorgesteld hoe heerlijk het zou zijn, en hoe passend bij mijn overtuigingen, stateloos te zijn, aan geen enkel land verplicht en daardoor overal zonder onderscheid thuis. Maar ik moest weer eens toegeven hoe ontoereikend onze simpele fantasie is, en dat je juist de belangrijkste ervaringen pas begrijpt als je ze zelf hebt gehad. Toen ik tien jaar eerder Merezjkovski eens in Parijs ontmoette en hij zich bij mij beklaagde dat zijn boeken in Rusland verboden waren, had ik hem in mijn onervarenheid nog tamelijk naïef proberen te troosten door te zeggen dat dat toch niet zo veel betekende tegenover de verspreiding ervan over de hele wereld. Maar hoe goed begreep ik, toen later mijn eigen boeken uit de Duitse taal verdwenen, zijn klacht dat hij het woord dat hij had gecreëerd alleen in vertalingen, in een verdund, veranderd medium kon laten verschijnen. En net zo begreep ik pas op het ogenblik dat ik na lang wachten op de smekelingenbank bij de Engelse vreemdelingendienst mocht plaatsnemen, wat de ruil van mijn pas tegen een vreemdelingenpapier betekende. Want op mijn Oostenrijkse pas had ik recht gehad. Elke Oostenrijkse consulaatambtenaar of politieofficier was verplicht geweest mij als burger met alle rechten er één te bezorgen. Maar om het Engelse vreemdelingenpapier dat ik kreeg, moest ik vragen. Het was een gevraagde gunst, en bovendien een gunst die mij elk ogenblik weer ontnomen kon worden. Van de ene dag op de andere was ik weer een trede verder omlaag gegleden. Gisteren nog een buitenlandse gast en tot op zekere hoogte een gentleman die hier zijn internationale inkomsten uitgaf en zijn belastingen betaalde, was ik emigrant geworden, ‘vluchteling’. Ik was afgezakt naar een lagere, zij het niet oneervolle categorie. Bovendien moest elk buitenlands visum op dit witte papier van nu af speciaal worden aangevraagd, want men koesterde in alle landen wantrouwen tegenover de ‘soort’ mens waar ik plotseling bij hoorde, tegenover de rechteloze, de vaderlandloze, die men in geval van nood niet de deur uit kon zetten en terugsturen naar zijn land van herkomst als hij lastig werd en te lang bleef, zoals dat met anderen kon. En ik moest steeds denken aan de uitspraak die een Russische balling jaren geleden eens tegen mij had gedaan: ‘Vroeger had een mens alleen een lichaam en een ziel. Nu heeft hij ook nog een pas nodig, anders wordt hij niet als mens behandeld.’

 

Inderdaad: misschien maakt niets de enorme terugval die de wereld sinds de Eerste Wereldoorlog heeft doorgemaakt duidelijker dan de inperking van de bewegingsvrijheid van de mensen en van hun vrijheidsrechten. Voor 1914 was de aarde van alle mensen geweest. Iedereen ging waar hij wilde, en bleef zo lang als hij wilde. Er bestonden geen verblijfsvergunningen, geen reispapieren, en ik geniet steeds weer van de verbazing van jonge mensen als ik hun vertel dat ik voor 1914 naar India en Amerika reisde zonder een pas te bezitten of er zelfs ooit maar één gezien te hebben. Je stapte in en je stapte uit, zonder iets te vragen of vragen te beantwoorden, van de honderd formulieren van tegenwoordig hoefde je er niet één in te vullen. Er bestonden geen permits, geen visa, geen verplichtingen; dezelfde grenzen die nu door middel van douaniers, politie, marechaussee en dankzij het pathologische wantrouwen van allen tegenover allen in prikkeldraadversperringen zijn veranderd, waren toen niet meer dan symbolische lijnen die je even zorgeloos overstak als de Greenwich meridiaan. Pas na de Eerste Wereldoorlog begon de vernietiging van de wereld door het nationaalsocialisme, en als eerste fenomeen bracht deze geestelijke epidemie van deze eeuw de xenofobie voort, de vreemdelingenhaat of in elk geval de angst voor vreemdelingen. Overal ging men zich verdedigen tegen de buitenlander, overal werd hij buitengesloten. Al de vernederingen die vroeger alleen voor misdadigers waren uitgevonden, werden nu voor en tijdens het reizen opgelegd aan de reiziger. Je moest je van links en rechts laten fotograferen, en profil en en face, je haar zo kort geknipt dat ze je oren konden zien, je moest vingerafdrukken laten maken, eerst alleen je duim, later alle tien je vingers, je moest bewijzen, door de politie afgegeven bewijzen van goed gedrag, aanbevelingsbrieven kunnen laten zien, uitnodigingen en adressen van familie, je moest morele en financiële garanties kunnen overleggen, formulieren invullen en ondertekenen in drievoud en viervoud, en als er aan de pak formulieren één ontbrak, was je verloren.

Het lijken kleinigheden. En op het eerste gezicht lijkt het misschien futiel dat ik ze überhaupt vermeld. Maar met deze zinloze ‘kleinigheden’ heeft onze generatie kostbare tijd, die nooit meer terugkomt, zinloos verdaan. Als ik zou uitrekenen hoeveel formulieren ik in die jaren heb ingevuld, hoeveel verklaringen bij elk reis, belastingformulieren, deviezenopgaven, grenspapieren, verblijfsvergunningen, uitreisvergunningen, aanmeldingen en afmeldingen, hoeveel uur ik in wachtkamertjes van consulaten en overheidsinstellingen heb doorgebracht, tegenover hoeveel ambtenaren ik heb gezeten, vriendelijke en onvriendelijke, verveeld en overwerkte, hoeveel doorzoekingen en ondervragingen aan grenzen ik heb meegemaakt, dan voel ik pas echt goed hoeveel menselijke waardigheid er verloren is gegaan in deze eeuw, die wij ons als jongen mensen droomden als een eeuw van vrijheid, van wereldburgerschap. Hoeveel van onze productiviteit, onze creativiteit, ons denken is ons niet ontnomen door deze tegelijkertijd vernederende tijdverspilling. Want we hebben gedurende die jaren allemaal meer ambtelijke verordeningen bestudeerd dan waardevolle boeken, de eerste gang in een vreemde stad of een vreemd land was niet meer zoals vroeger naar musea of landschappen, maar naar een consulaat, een politiebureau, om een ‘vergunning’ te halen. Als we bij elkaar zaten, dezelfde mensen die vroeger spraken over gedichten van Baudelaire of hartstochtelijk over intellectuele problemen discussieerden, dan betrapte we ons erop dat we het over permits en verklaringen hadden, en over de vraag of je een verblijfsvergunning moest aanvragen of een toeristenvisum; of je een kleine ambtenares kende op een consulaat, die het wachten voor je kon verkorten, was de laatste tien jaar belangrijker voor je bestaan dan je vriendschap met Toscanini of Rolland. Voortdurend moest je als mens met een vrijgeboren ziel voelen dat je object was en niet subject, dat niets ons recht was en alles alleen gunst van de autoriteiten. Voordurend werd je verhoord, geregistreerd, genummerd, gefouilleerd, gestempeld, en vandaag nog onderga ik als hardleers mens uit een vrijere tijd en burger van een gedroomde wereldrepubliek elk van deze stempels in mijn pas als een brandmerk, elk van deze vragen en doorzoekingen als een vernedering. Het zijn kleinigheden, altijd maar kleinigheden, ik weet het, kleinigheden in een tijd waarin de waarde van een mensenleven nog vlugger gedevalueerd is dan die van het geld. Maar toch, door het vastleggen van deze kleine symptomen maak je het een latere tijd mogelijk klinisch de geestelijke verhoudingen en de geestelijke stoornissen te onderzoeken die onze wereld beheersten tussen de wereldoorlogen.

Misschien was ik voor die tijd te veel verwend. Misschien ben ik ook wel overgevoelig geworden door de abrupte omschakelingen van de laatste jaren. Elke vorm van emigratie veroorzaakt op zichzelf onvermijdelijk al een soort evenwichtsstoornis. Je verliest – ook dat moet je hebben meegemaakt om het te begrijpen – iets van je evenwicht als je niet meer je eigen grond onder de voeten hebt, je wordt onzekerder, wantrouwiger tegenover jezelf. En ik moet bekennen dat ik sinds het ogenblik waarop ik door het leven moest met vreemde papieren en passen, mijzelf nooit meer helemaal als een geheel met mijzelf heb gevoeld. Iets van de natuurlijke identiteit met mijn oorspronkelijke en essentiële ik is voor altijd verstoord gebleven. Ik ben terughoudender geworden dan eigenlijk bij mijn aard past en heb – ik, de voormalige kosmopoliet – tegenwoordig voortdurend het gevoel dat ik voor elke ademtocht die ik een ander volk ontneem afzonderlijk dankbaar moet zijn. Als ik er nuchter over nadenk, weet ik natuurlijk wel hoe absurd zulke hersenspinsels zijn, maar wat betekent het verstand tegenover je eigen gevoel! Mij heeft het niet geholpen dat ik bijna een halve eeuw mijn hart ertoe heb opgevoed wereldburgerlijk te kloppen als dat van een ‘citoyen du monde’. Neen, op de dag dat ik mijn pas kwijtraakte, ontdekte ik met mijn achtenvijftig jaar dat je meer dan een afgepaald stukje aarde verliest als je je land verlies.”

(foto afkomstig van website unicef: https://www.unicef.be/nl/vluchtelingen-in-europa-toen-en-nu-2/)